Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets

ceļot
Mums patīk ceļot pa Eiropu.
reizen
We reizen graag door Europa.

vienkāršot
Jums jāvienkāršo sarežģītas lietas bērniem.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.

iet greizi
Šodien viss iet greizi!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!

zvanīt
Meitene zvana sava draudzenei.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.

apmaldīties
Mežā ir viegli apmaldīties.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.

vadīt
Viņam patīk vadīt komandu.
leiden
Hij leidt graag een team.

aizmirst
Viņi nejauši aizmirsuši savu bērnu stacijā.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.

atnest
Suns atnes rotaļlietu.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

trenēties
Viņš katru dienu trenējas ar saviem skeitbordu.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.

radīt
Kas radīja Zemi?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

kritizēt
Priekšnieks kritizē darbinieku.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
