Woordenlijst

Leer werkwoorden – Lets

cms/verbs-webp/106279322.webp
ceļot
Mums patīk ceļot pa Eiropu.
reizen
We reizen graag door Europa.
cms/verbs-webp/63457415.webp
vienkāršot
Jums jāvienkāršo sarežģītas lietas bērniem.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/122632517.webp
iet greizi
Šodien viss iet greizi!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
cms/verbs-webp/119302514.webp
zvanīt
Meitene zvana sava draudzenei.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
cms/verbs-webp/41935716.webp
apmaldīties
Mežā ir viegli apmaldīties.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/120254624.webp
vadīt
Viņam patīk vadīt komandu.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/71991676.webp
aizmirst
Viņi nejauši aizmirsuši savu bērnu stacijā.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
cms/verbs-webp/63868016.webp
atnest
Suns atnes rotaļlietu.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/123179881.webp
trenēties
Viņš katru dienu trenējas ar saviem skeitbordu.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
cms/verbs-webp/61826744.webp
radīt
Kas radīja Zemi?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
cms/verbs-webp/120259827.webp
kritizēt
Priekšnieks kritizē darbinieku.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
cms/verbs-webp/59121211.webp
zvanīt
Kas zvanīja pie durvīm?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?