Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets
minēt
Tev ir jāmin, kas es esmu!
raden
Je moet raden wie ik ben!
notikt
Dīvainas lietas notiek sapņos.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
saukt
Zēns sauc tik skaļi, cik vien var.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
palielināt
Uzņēmums ir palielinājis savus ieņēmumus.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
atstāt
Viņš atstāja savu darbu.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
drukāt
Grāmatas un avīzes tiek drukātas.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
pārsteigties
Viņa pārsteigās, saņemot ziņas.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
pavēlēt
Viņš pavēl savam sunim.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
nokārtot
Studenti nokārtoja eksāmenu.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
izpētīt
Cilvēki vēlas izpētīt Marsu.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
kalpot
Viesmīlis kalpo ēdienu.
serveren
De ober serveert het eten.