Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

devenir aveugle
L’homme aux badges est devenu aveugle.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.

protéger
Les enfants doivent être protégés.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.

commencer
Une nouvelle vie commence avec le mariage.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

rappeler
Veuillez me rappeler demain.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

demander
Il lui demande pardon.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.

économiser
Mes enfants ont économisé leur propre argent.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

commenter
Il commente la politique tous les jours.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.

voir
On voit mieux avec des lunettes.
zien
Je kunt beter zien met een bril.

ouvrir
L’enfant ouvre son cadeau.
openen
Het kind opent zijn cadeau.

s’enfuir
Certains enfants s’enfuient de chez eux.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.

couvrir
Elle a couvert le pain avec du fromage.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
