Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

passer la nuit
Nous passons la nuit dans la voiture.
overnachten
We overnachten in de auto.

influencer
Ne te laisse pas influencer par les autres!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

embrasser
Il embrasse le bébé.
kussen
Hij kust de baby.

donner
Elle donne son cœur.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.

surveiller
Tout est surveillé ici par des caméras.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.

venir
Je suis content que tu sois venu !
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!

rapporter
Elle rapporte le scandale à son amie.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.

laisser ouvert
Celui qui laisse les fenêtres ouvertes invite les cambrioleurs!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

retrouver son chemin
Je ne peux pas retrouver mon chemin.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.

aller
Où allez-vous tous les deux?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

voyager
Il aime voyager et a vu de nombreux pays.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
