Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/62000072.webp
passer la nuit
Nous passons la nuit dans la voiture.
overnachten
We overnachten in de auto.
cms/verbs-webp/100011426.webp
influencer
Ne te laisse pas influencer par les autres!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/8482344.webp
embrasser
Il embrasse le bébé.
kussen
Hij kust de baby.
cms/verbs-webp/94312776.webp
donner
Elle donne son cœur.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
cms/verbs-webp/123947269.webp
surveiller
Tout est surveillé ici par des caméras.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
cms/verbs-webp/68435277.webp
venir
Je suis content que tu sois venu !
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
cms/verbs-webp/90554206.webp
rapporter
Elle rapporte le scandale à son amie.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/68561700.webp
laisser ouvert
Celui qui laisse les fenêtres ouvertes invite les cambrioleurs!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
cms/verbs-webp/94796902.webp
retrouver son chemin
Je ne peux pas retrouver mon chemin.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
cms/verbs-webp/82669892.webp
aller
Où allez-vous tous les deux?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
cms/verbs-webp/130770778.webp
voyager
Il aime voyager et a vu de nombreux pays.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/107407348.webp
voyager
J’ai beaucoup voyagé à travers le monde.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.