Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

surpasser
Les baleines surpassent tous les animaux en poids.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.

étreindre
Il étreint son vieux père.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.

emporter
Nous avons emporté un sapin de Noël.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.

manger
Que voulons-nous manger aujourd’hui?
eten
Wat willen we vandaag eten?

retirer
La pelleteuse retire la terre.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.

croire
Beaucoup de gens croient en Dieu.
geloven
Veel mensen geloven in God.

tirer
Il tire le traîneau.
trekken
Hij trekt de slee.

servir
Le serveur sert la nourriture.
serveren
De ober serveert het eten.

se présenter
Tout le monde à bord se présente au capitaine.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

représenter
Les avocats représentent leurs clients au tribunal.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.

déclencher
La fumée a déclenché l’alarme.
activeren
De rook activeerde het alarm.
