Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/96710497.webp
surpasser
Les baleines surpassent tous les animaux en poids.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
cms/verbs-webp/100298227.webp
étreindre
Il étreint son vieux père.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
cms/verbs-webp/95938550.webp
emporter
Nous avons emporté un sapin de Noël.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
cms/verbs-webp/119747108.webp
manger
Que voulons-nous manger aujourd’hui?
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/5161747.webp
retirer
La pelleteuse retire la terre.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
cms/verbs-webp/119417660.webp
croire
Beaucoup de gens croient en Dieu.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/102136622.webp
tirer
Il tire le traîneau.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/113966353.webp
servir
Le serveur sert la nourriture.
serveren
De ober serveert het eten.
cms/verbs-webp/82845015.webp
se présenter
Tout le monde à bord se présente au capitaine.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/68779174.webp
représenter
Les avocats représentent leurs clients au tribunal.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
cms/verbs-webp/61162540.webp
déclencher
La fumée a déclenché l’alarme.
activeren
De rook activeerde het alarm.
cms/verbs-webp/98977786.webp
nommer
Combien de pays pouvez-vous nommer?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?