Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/113966353.webp
servir
Le serveur sert la nourriture.
serveren
De ober serveert het eten.
cms/verbs-webp/115172580.webp
prouver
Il veut prouver une formule mathématique.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/101890902.webp
produire
Nous produisons notre propre miel.
produceren
We produceren onze eigen honing.
cms/verbs-webp/118759500.webp
récolter
Nous avons récolté beaucoup de vin.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
cms/verbs-webp/83548990.webp
revenir
Le boomerang est revenu.
terugkomen
De boemerang kwam terug.
cms/verbs-webp/118003321.webp
visiter
Elle visite Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
cms/verbs-webp/122290319.webp
mettre de côté
Je veux mettre de côté un peu d’argent chaque mois pour plus tard.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
cms/verbs-webp/4706191.webp
pratiquer
La femme pratique le yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
cms/verbs-webp/74916079.webp
arriver
Il est arrivé juste à temps.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
cms/verbs-webp/54608740.webp
arracher
Les mauvaises herbes doivent être arrachées.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
cms/verbs-webp/104759694.webp
espérer
Beaucoup espèrent un avenir meilleur en Europe.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
cms/verbs-webp/74036127.webp
rater
L’homme a raté son train.
missen
De man heeft zijn trein gemist.