Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/78973375.webp
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
obtenir un arrêt maladie
Il doit obtenir un arrêt maladie du médecin.
cms/verbs-webp/34979195.webp
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
se réunir
C’est agréable quand deux personnes se réunissent.
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
couvrir
Elle a couvert le pain avec du fromage.
cms/verbs-webp/118232218.webp
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
protéger
Les enfants doivent être protégés.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
renverser
Malheureusement, beaucoup d’animaux sont encore renversés par des voitures.
cms/verbs-webp/114272921.webp
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
conduire
Les cow-boys conduisent le bétail avec des chevaux.
cms/verbs-webp/107996282.webp
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
se référer
L’enseignant se réfère à l’exemple au tableau.
cms/verbs-webp/109071401.webp
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
embrasser
La mère embrasse les petits pieds du bébé.
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
montrer
Je peux montrer un visa dans mon passeport.
cms/verbs-webp/106203954.webp
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
utiliser
Nous utilisons des masques à gaz dans l’incendie.
cms/verbs-webp/75487437.webp
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
diriger
Le randonneur le plus expérimenté dirige toujours.
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
faire une erreur
Réfléchis bien pour ne pas faire d’erreur!