Vocabulaire

Apprendre les adverbes – Néerlandais

cms/adverbs-webp/77731267.webp
veel
Ik lees inderdaad veel.
beaucoup
Je lis effectivement beaucoup.
cms/adverbs-webp/96549817.webp
weg
Hij draagt de prooi weg.
loin
Il emporte la proie au loin.
cms/adverbs-webp/170728690.webp
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
seul
Je profite de la soirée tout seul.
cms/adverbs-webp/23025866.webp
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
toute la journée
La mère doit travailler toute la journée.
cms/adverbs-webp/176427272.webp
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
en bas
Il tombe d‘en haut.
cms/adverbs-webp/76773039.webp
te veel
Het werk wordt me te veel.
trop
Le travail devient trop pour moi.
cms/adverbs-webp/178600973.webp
iets
Ik zie iets interessants!
quelque chose
Je vois quelque chose d‘intéressant!
cms/adverbs-webp/164633476.webp
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
de nouveau
Ils se sont rencontrés de nouveau.
cms/adverbs-webp/22328185.webp
een beetje
Ik wil een beetje meer.
un peu
Je veux un peu plus.
cms/adverbs-webp/80929954.webp
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
plus
Les enfants plus âgés reçoivent plus d‘argent de poche.
cms/adverbs-webp/154535502.webp
binnenkort
Hier wordt binnenkort een commercieel gebouw geopend.
bientôt
Un bâtiment commercial ouvrira ici bientôt.
cms/adverbs-webp/162590515.webp
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
assez
Elle veut dormir et en a assez du bruit.