Vocabulaire

Apprendre les adverbes – Néerlandais

cms/adverbs-webp/142768107.webp
nooit
Men moet nooit opgeven.
jamais
On ne devrait jamais abandonner.
cms/adverbs-webp/71109632.webp
echt
Kan ik dat echt geloven?
vraiment
Puis-je vraiment croire cela ?
cms/adverbs-webp/77731267.webp
veel
Ik lees inderdaad veel.
beaucoup
Je lis effectivement beaucoup.
cms/adverbs-webp/10272391.webp
al
Hij slaapt al.
déjà
Il est déjà endormi.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
samen
De twee spelen graag samen.
ensemble
Les deux aiment jouer ensemble.
cms/adverbs-webp/23025866.webp
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
toute la journée
La mère doit travailler toute la journée.
cms/adverbs-webp/40230258.webp
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
trop
Il a toujours trop travaillé.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
bijna
Het is bijna middernacht.
presque
Il est presque minuit.
cms/adverbs-webp/178653470.webp
buiten
We eten vandaag buiten.
dehors
Nous mangeons dehors aujourd‘hui.
cms/adverbs-webp/141168910.webp
daar
Het doel is daar.
Le but est là.