Vocabulaire

Apprendre les adverbes – Néerlandais

cms/adverbs-webp/162590515.webp
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
assez
Elle veut dormir et en a assez du bruit.
cms/adverbs-webp/23708234.webp
correct
Het woord is niet correct gespeld.
correctement
Le mot n‘est pas orthographié correctement.
cms/adverbs-webp/142768107.webp
nooit
Men moet nooit opgeven.
jamais
On ne devrait jamais abandonner.
cms/adverbs-webp/38720387.webp
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
en bas
Elle saute dans l‘eau en bas.
cms/adverbs-webp/123249091.webp
samen
De twee spelen graag samen.
ensemble
Les deux aiment jouer ensemble.
cms/adverbs-webp/75164594.webp
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
souvent
On ne voit pas souvent des tornades.
cms/adverbs-webp/121564016.webp
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
longtemps
J‘ai dû attendre longtemps dans la salle d‘attente.
cms/adverbs-webp/176340276.webp
bijna
Het is bijna middernacht.
presque
Il est presque minuit.
cms/adverbs-webp/7769745.webp
opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
encore
Il réécrit tout encore.
cms/adverbs-webp/132510111.webp
‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.
la nuit
La lune brille la nuit.
cms/adverbs-webp/71670258.webp
gisteren
Het regende hard gisteren.
hier
Il a beaucoup plu hier.
cms/adverbs-webp/145004279.webp
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
nulle part
Ces traces ne mènent nulle part.