Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/110775013.webp
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
noter
Elle veut noter son idée d’entreprise.
cms/verbs-webp/78773523.webp
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
augmenter
La population a considérablement augmenté.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publier
La publicité est souvent publiée dans les journaux.
cms/verbs-webp/104759694.webp
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
espérer
Beaucoup espèrent un avenir meilleur en Europe.
cms/verbs-webp/82669892.webp
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
aller
Où allez-vous tous les deux?
cms/verbs-webp/89084239.webp
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
réduire
Je dois absolument réduire mes frais de chauffage.
cms/verbs-webp/104302586.webp
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
récupérer
J’ai récupéré la monnaie.
cms/verbs-webp/41918279.webp
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
s’enfuir
Notre fils voulait s’enfuir de la maison.
cms/verbs-webp/120900153.webp
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
sortir
Les enfants veulent enfin sortir.
cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
regarder
Elle regarde à travers des jumelles.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
améliorer
Elle veut améliorer sa silhouette.
cms/verbs-webp/122079435.webp
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
augmenter
L’entreprise a augmenté ses revenus.