Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/90554206.webp
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
rapporter
Elle rapporte le scandale à son amie.
cms/verbs-webp/93169145.webp
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
parler
Il parle à son auditoire.
cms/verbs-webp/66441956.webp
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
écrire
Vous devez écrire le mot de passe!
cms/verbs-webp/55269029.webp
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
rater
Il a raté le clou et s’est blessé.
cms/verbs-webp/99207030.webp
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
arriver
L’avion est arrivé à l’heure.
cms/verbs-webp/111792187.webp
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
choisir
Il est difficile de choisir le bon.
cms/verbs-webp/64904091.webp
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
ramasser
Nous devons ramasser toutes les pommes.
cms/verbs-webp/90773403.webp
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
suivre
Mon chien me suit quand je fais du jogging.
cms/verbs-webp/96668495.webp
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
imprimer
Les livres et les journaux sont imprimés.
cms/verbs-webp/129002392.webp
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
explorer
Les astronautes veulent explorer l’espace.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
influencer
Ne te laisse pas influencer par les autres!
cms/verbs-webp/104818122.webp
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
réparer
Il voulait réparer le câble.