Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/119188213.webp
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
voter
Les électeurs votent aujourd’hui pour leur avenir.
cms/verbs-webp/130938054.webp
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
couvrir
L’enfant se couvre.
cms/verbs-webp/117890903.webp
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
répondre
Elle répond toujours en première.
cms/verbs-webp/109657074.webp
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
chasser
Un cygne en chasse un autre.
cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
écouter
Il aime écouter le ventre de sa femme enceinte.
cms/verbs-webp/73880931.webp
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
nettoyer
Le travailleur nettoie la fenêtre.
cms/verbs-webp/75487437.webp
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
diriger
Le randonneur le plus expérimenté dirige toujours.
cms/verbs-webp/78309507.webp
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
découper
Il faut découper les formes.
cms/verbs-webp/113136810.webp
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
expédier
Ce colis sera expédié prochainement.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
limiter
Les clôtures limitent notre liberté.
cms/verbs-webp/84476170.webp
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
exiger
Il a exigé une indemnisation de la personne avec qui il a eu un accident.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
parler à
Quelqu’un devrait lui parler ; il est si seul.