Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/81740345.webp
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
résumer
Vous devez résumer les points clés de ce texte.
cms/verbs-webp/46602585.webp
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
transporter
Nous transportons les vélos sur le toit de la voiture.
cms/verbs-webp/92456427.webp
kopen
Ze willen een huis kopen.
acheter
Ils veulent acheter une maison.
cms/verbs-webp/119335162.webp
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
bouger
C’est sain de bouger beaucoup.
cms/verbs-webp/58292283.webp
eisen
Hij eist compensatie.
exiger
Il exige une indemnisation.
cms/verbs-webp/75281875.webp
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
s’occuper de
Notre concierge s’occupe du déneigement.
cms/verbs-webp/81885081.webp
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
brûler
Il a brûlé une allumette.
cms/verbs-webp/106608640.webp
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
utiliser
Même les petits enfants utilisent des tablettes.
cms/verbs-webp/111750395.webp
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
retourner
Il ne peut pas retourner seul.
cms/verbs-webp/96531863.webp
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
passer
Le chat peut-il passer par ce trou?
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
nourrir
Les enfants nourrissent le cheval.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
poursuivre
Le cowboy poursuit les chevaux.