Vocabulaire
Apprendre les verbes – Néerlandais

samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
résumer
Vous devez résumer les points clés de ce texte.

vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
transporter
Nous transportons les vélos sur le toit de la voiture.

kopen
Ze willen een huis kopen.
acheter
Ils veulent acheter une maison.

bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
bouger
C’est sain de bouger beaucoup.

eisen
Hij eist compensatie.
exiger
Il exige une indemnisation.

zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
s’occuper de
Notre concierge s’occupe du déneigement.

aansteken
Hij stak een lucifer aan.
brûler
Il a brûlé une allumette.

gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
utiliser
Même les petits enfants utilisent des tablettes.

teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
retourner
Il ne peut pas retourner seul.

doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
passer
Le chat peut-il passer par ce trou?

voeden
De kinderen voeden het paard.
nourrir
Les enfants nourrissent le cheval.
