Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/92145325.webp
kijken
Ze kijkt door een gat.
regarder
Elle regarde à travers un trou.
cms/verbs-webp/20225657.webp
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
demander
Mon petit-fils me demande beaucoup.
cms/verbs-webp/81973029.webp
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
initier
Ils vont initier leur divorce.
cms/verbs-webp/104759694.webp
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
espérer
Beaucoup espèrent un avenir meilleur en Europe.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
poursuivre
Le cowboy poursuit les chevaux.
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
aimer
Elle aime vraiment son cheval.
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
quitter
Il a quitté son travail.
cms/verbs-webp/120452848.webp
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
connaître
Elle connaît presque par cœur de nombreux livres.
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
limiter
Les clôtures limitent notre liberté.
cms/verbs-webp/66441956.webp
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
écrire
Vous devez écrire le mot de passe!
cms/verbs-webp/118026524.webp
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
recevoir
Je peux recevoir une connexion internet très rapide.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
vérifier
Le dentiste vérifie la dentition du patient.