Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
accepter
Certaines personnes ne veulent pas accepter la vérité.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
critiquer
Le patron critique l’employé.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
sonner
Qui a sonné à la porte?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
lancer
Ils se lancent la balle.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
explorer
Les humains veulent explorer Mars.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
aimer
L’enfant aime le nouveau jouet.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
rater
Il a raté le clou et s’est blessé.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
utiliser
Nous utilisons des masques à gaz dans l’incendie.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
revoir
Ils se revoient enfin.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
commencer
Une nouvelle vie commence avec le mariage.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
peindre
La voiture est en train d’être peinte en bleu.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.