Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/99455547.webp
accepter
Certaines personnes ne veulent pas accepter la vérité.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
cms/verbs-webp/120259827.webp
critiquer
Le patron critique l’employé.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
cms/verbs-webp/59121211.webp
sonner
Qui a sonné à la porte?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/11579442.webp
lancer
Ils se lancent la balle.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/99633900.webp
explorer
Les humains veulent explorer Mars.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
cms/verbs-webp/21342345.webp
aimer
L’enfant aime le nouveau jouet.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
cms/verbs-webp/55269029.webp
rater
Il a raté le clou et s’est blessé.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
cms/verbs-webp/106203954.webp
utiliser
Nous utilisons des masques à gaz dans l’incendie.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
cms/verbs-webp/108014576.webp
revoir
Ils se revoient enfin.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/35862456.webp
commencer
Une nouvelle vie commence avec le mariage.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
cms/verbs-webp/97119641.webp
peindre
La voiture est en train d’être peinte en bleu.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cms/verbs-webp/115373990.webp
apparaître
Un gros poisson est soudainement apparu dans l’eau.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.