Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

devolver
O aparelho está com defeito; o vendedor precisa devolvê-lo.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.

caminhar
Este caminho não deve ser percorrido.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

completar
Ele completa sua rota de corrida todos os dias.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.

reportar-se
Todos a bordo se reportam ao capitão.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

misturar
O pintor mistura as cores.
mengen
De schilder mengt de kleuren.

perder-se
Minha chave se perdeu hoje!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!

chegar
Muitas pessoas chegam de motorhome nas férias.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

receber
Posso receber internet muito rápida.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

acontecer
Um acidente aconteceu aqui.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

descrever
Como se pode descrever cores?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?

viajar
Ele gosta de viajar e já viu muitos países.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
