Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)
usar
Até crianças pequenas usam tablets.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
deixar aberto
Quem deixa as janelas abertas convida ladrões!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
formar
Nós formamos uma boa equipe juntos.
vormen
We vormen samen een goed team.
sair
As crianças finalmente querem sair.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cobrir
Os lírios d‘água cobrem a água.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
preferir
Muitas crianças preferem doces a coisas saudáveis.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
mencionar
O chefe mencionou que vai demiti-lo.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
pendurar
Ambos estão pendurados em um galho.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
jogar
Ele joga a bola na cesta.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
começar a correr
O atleta está prestes a começar a correr.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
falar mal
Os colegas falam mal dela.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.