Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/106608640.webp
usar
Até crianças pequenas usam tablets.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/68561700.webp
deixar aberto
Quem deixa as janelas abertas convida ladrões!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
cms/verbs-webp/99592722.webp
formar
Nós formamos uma boa equipe juntos.
vormen
We vormen samen een goed team.
cms/verbs-webp/120900153.webp
sair
As crianças finalmente querem sair.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/114379513.webp
cobrir
Os lírios d‘água cobrem a água.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/47802599.webp
preferir
Muitas crianças preferem doces a coisas saudáveis.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
cms/verbs-webp/57248153.webp
mencionar
O chefe mencionou que vai demiti-lo.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/111750432.webp
pendurar
Ambos estão pendurados em um galho.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/55128549.webp
jogar
Ele joga a bola na cesta.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
cms/verbs-webp/55119061.webp
começar a correr
O atleta está prestes a começar a correr.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/110322800.webp
falar mal
Os colegas falam mal dela.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/65915168.webp
farfalhar
As folhas farfalham sob meus pés.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.