Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

começar
Os caminhantes começaram cedo pela manhã.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

caminhar
Ele gosta de caminhar na floresta.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

adicionar
Ela adiciona um pouco de leite ao café.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

passar por
O trem está passando por nós.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

ouvir
As crianças gostam de ouvir suas histórias.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

caminhar
Este caminho não deve ser percorrido.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

conduzir
Os cowboys conduzem o gado com cavalos.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.

acomodar-se
Conseguimos acomodação em um hotel barato.
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.

colher
Ela colheu uma maçã.
plukken
Ze plukte een appel.

espremer
Ela espreme o limão.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.

entrar
Ele entra no quarto do hotel.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
