Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/118549726.webp
controllare
Il dentista controlla i denti.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
cms/verbs-webp/40326232.webp
capire
Ho finalmente capito il compito!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/120978676.webp
incendiare
L’incendio distruggerà molta parte della foresta.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/98294156.webp
commerciare
Le persone commerciano mobili usati.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
cms/verbs-webp/114379513.webp
coprire
Le ninfee coprono l’acqua.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/89084239.webp
ridurre
Devo assolutamente ridurre i miei costi di riscaldamento.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
cms/verbs-webp/63457415.webp
semplificare
Devi semplificare le cose complicate per i bambini.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/109657074.webp
allontanare
Un cigno ne allontana un altro.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
cms/verbs-webp/34979195.webp
incontrarsi
È bello quando due persone si incontrano.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
cms/verbs-webp/112407953.webp
ascoltare
Lei ascolta e sente un rumore.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
cms/verbs-webp/120515454.webp
nutrire
I bambini stanno nutrendo il cavallo.
voeden
De kinderen voeden het paard.
cms/verbs-webp/55269029.webp
mancare
Ha mancato il chiodo e si è ferito.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.