Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

servire
Ai cani piace servire i loro padroni.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.

escludere
Il gruppo lo esclude.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.

inviare
La merce mi verrà inviata in un pacco.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

spendere soldi
Dobbiamo spendere molti soldi per le riparazioni.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.

guardare giù
Lei guarda giù nella valle.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.

parlare male
I compagni di classe parlano male di lei.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

rimuovere
L’artigiano ha rimosso le vecchie piastrelle.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

tagliare
Il parrucchiere le taglia i capelli.
knippen
De kapper knipt haar haar.

mentire
A volte si deve mentire in una situazione di emergenza.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

prestare attenzione a
Bisogna prestare attenzione ai segnali del traffico.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

raccogliere
Abbiamo raccolto molto vino.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
