Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/111750395.webp
tornare
Lui non può tornare indietro da solo.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/120220195.webp
vendere
I commercianti stanno vendendo molte merci.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
cms/verbs-webp/129235808.webp
ascoltare
Gli piace ascoltare il ventre di sua moglie incinta.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
cms/verbs-webp/90321809.webp
spendere soldi
Dobbiamo spendere molti soldi per le riparazioni.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/95655547.webp
lasciare avanti
Nessuno vuole lasciarlo passare alla cassa del supermercato.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/115172580.webp
dimostrare
Vuole dimostrare una formula matematica.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/25599797.webp
abbassare
Risparmi denaro quando abbassi la temperatura della stanza.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
cms/verbs-webp/38753106.webp
parlare
Non bisognerebbe parlare troppo forte al cinema.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
cms/verbs-webp/40632289.webp
chiacchierare
Gli studenti non dovrebbero chiacchierare durante la lezione.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
cms/verbs-webp/54887804.webp
garantire
L’assicurazione garantisce protezione in caso di incidenti.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
cms/verbs-webp/119613462.webp
aspettare
Mia sorella aspetta un bambino.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
cms/verbs-webp/95625133.webp
amare
Lei ama molto il suo gatto.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.