Vocabolario
Impara i verbi – Olandese

beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
proteggere
I bambini devono essere protetti.

controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
controllare
Il meccanico controlla le funzioni dell’auto.

out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
pensare fuori dagli schemi
Per avere successo, a volte devi pensare fuori dagli schemi.

bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
coprire
Il bambino copre le sue orecchie.

leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
conoscere
I cani sconosciuti vogliono conoscersi.

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
parlare
Non bisognerebbe parlare troppo forte al cinema.

rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
suonare
Senti la campana suonare?

bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
criticare
Il capo critica l’impiegato.

werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
lavorare per
Ha lavorato duramente per i suoi buoni voti.

stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
smettere
Voglio smettere di fumare da ora!

terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
richiamare
Per favore, richiamami domani.
