Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/99392849.webp
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
rimuovere
Come si può rimuovere una macchia di vino rosso?
cms/verbs-webp/94909729.webp
wachten
We moeten nog een maand wachten.
aspettare
Dobbiamo ancora aspettare un mese.
cms/verbs-webp/28787568.webp
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
perdersi
La mia chiave si è persa oggi!
cms/verbs-webp/93150363.webp
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
svegliarsi
Lui si è appena svegliato.
cms/verbs-webp/70624964.webp
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
divertirsi
Ci siamo divertiti molto al luna park!
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
parcheggiare
Le auto sono parcheggiate nel garage sotterraneo.
cms/verbs-webp/47737573.webp
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
essere interessato
Il nostro bambino è molto interessato alla musica.
cms/verbs-webp/118826642.webp
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
spiegare
Il nonno spiega il mondo a suo nipote.
cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
rifiutare
Il bambino rifiuta il suo cibo.
cms/verbs-webp/111615154.webp
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
riaccompagnare
La madre riaccompagna a casa la figlia.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
consumare
Lei consuma un pezzo di torta.
cms/verbs-webp/116358232.webp
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
accadere
È accaduto qualcosa di brutto.