Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

combattere
Il corpo dei vigili del fuoco combatte l’incendio dall’aria.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

sospettare
Lui sospetta che sia la sua fidanzata.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

chiacchierare
Chiacchierano tra loro.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.

partecipare
Lui sta partecipando alla gara.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.

praticare
La donna pratica yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.

aspettare
Dobbiamo ancora aspettare un mese.
wachten
We moeten nog een maand wachten.

toccare
Il contadino tocca le sue piante.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

ordinare
Ho ancora molti documenti da ordinare.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

rivedere
Finalmente si rivedono.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

riferirsi
Tutti a bordo si riferiscono al capitano.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

fidarsi
Ci fidiamo tutti l’uno dell’altro.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
