Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/101765009.webp
accompagnare
Il cane li accompagna.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
cms/verbs-webp/111615154.webp
riaccompagnare
La madre riaccompagna a casa la figlia.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/102631405.webp
dimenticare
Lei non vuole dimenticare il passato.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/104759694.webp
sperare
Molti sperano in un futuro migliore in Europa.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
cms/verbs-webp/123213401.webp
odiare
I due ragazzi si odiano.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/63457415.webp
semplificare
Devi semplificare le cose complicate per i bambini.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/74908730.webp
causare
Troppa gente causa rapidamente il caos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/96531863.webp
passare
Il gatto può passare attraverso questo buco?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
cms/verbs-webp/88615590.webp
descrivere
Come si possono descrivere i colori?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
cms/verbs-webp/105224098.webp
confermare
Ha potuto confermare la buona notizia a suo marito.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
cms/verbs-webp/115153768.webp
vedere chiaramente
Posso vedere tutto chiaramente con i miei nuovi occhiali.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cms/verbs-webp/8451970.webp
discutere
I colleghi discutono il problema.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.