Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

hear
I can’t hear you!
horen
Ik kan je niet horen!

offer
She offered to water the flowers.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.

come out
What comes out of the egg?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?

call
The boy calls as loud as he can.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

leave
The man leaves.
verlaten
De man vertrekt.

taste
The head chef tastes the soup.
proeven
De chef-kok proeft de soep.

need
I’m thirsty, I need water!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!

deliver
Our daughter delivers newspapers during the holidays.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

sort
I still have a lot of papers to sort.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

eat
What do we want to eat today?
eten
Wat willen we vandaag eten?

provide
Beach chairs are provided for the vacationers.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
