Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/11579442.webp
throw to
They throw the ball to each other.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/121112097.webp
paint
I’ve painted a beautiful picture for you!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/90321809.webp
spend money
We have to spend a lot of money on repairs.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/102677982.webp
feel
She feels the baby in her belly.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mix
You can mix a healthy salad with vegetables.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
cms/verbs-webp/120900153.webp
go out
The kids finally want to go outside.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/118011740.webp
build
The children are building a tall tower.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/75281875.webp
take care of
Our janitor takes care of snow removal.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
cms/verbs-webp/112407953.webp
listen
She listens and hears a sound.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
cms/verbs-webp/81236678.webp
miss
She missed an important appointment.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
cms/verbs-webp/108295710.webp
spell
The children are learning to spell.
spellen
De kinderen leren spellen.
cms/verbs-webp/86996301.webp
stand up for
The two friends always want to stand up for each other.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.