Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/101556029.webp
afvise
Barnet afviser sin mad.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
cms/verbs-webp/66787660.webp
male
Jeg vil male min lejlighed.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
cms/verbs-webp/129002392.webp
udforske
Astronauterne vil udforske rummet.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
cms/verbs-webp/102677982.webp
føle
Hun føler babyen i hendes mave.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/35071619.webp
passere
De to passerer hinanden.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/119520659.webp
bringe op
Hvor mange gange skal jeg bringe dette argument op?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
cms/verbs-webp/21529020.webp
løbe hen imod
Pigen løber hen imod sin mor.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
cms/verbs-webp/115628089.webp
forberede
Hun forbereder en kage.
bereiden
Ze bereidt een taart.
cms/verbs-webp/130770778.webp
rejse
Han kan godt lide at rejse og har set mange lande.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/112970425.webp
blive ked af det
Hun bliver ked af det, fordi han altid snorker.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
cms/verbs-webp/123844560.webp
beskytte
En hjelm skal beskytte mod ulykker.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
cms/verbs-webp/118780425.webp
smage
Køkkenchefen smager på suppen.
proeven
De chef-kok proeft de soep.