Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
kaste til
De kaster bolden til hinanden.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
udøve
Hun udøver et usædvanligt erhverv.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
vende tilbage
Faderen er vendt tilbage fra krigen.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
gentage
Min papegøje kan gentage mit navn.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
tale med
Nogen bør tale med ham; han er så ensom.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
fuldføre
De har fuldført den svære opgave.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
blande
Forskellige ingredienser skal blandes.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
lytte
Han kan lide at lytte til sin gravide kones mave.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
tage tilbage
Apparatet er defekt; forhandleren skal tage det tilbage.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
bruge penge
Vi skal bruge mange penge på reparationer.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
føle
Han føler sig ofte alene.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.