Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/73880931.webp
rengøre
Arbejderen rengør vinduet.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/101556029.webp
afvise
Barnet afviser sin mad.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
cms/verbs-webp/100585293.webp
vende rundt
Du skal vende bilen her.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/101630613.webp
søge
Tyven søger huset.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
cms/verbs-webp/80427816.webp
rette
Læreren retter elevernes opgaver.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
cms/verbs-webp/83636642.webp
slå
Hun slår bolden over nettet.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
cms/verbs-webp/94482705.webp
oversætte
Han kan oversætte mellem seks sprog.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
cms/verbs-webp/105875674.webp
sparke
I kampsport skal man kunne sparke godt.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
cms/verbs-webp/8482344.webp
kysse
Han kysser babyen.
kussen
Hij kust de baby.
cms/verbs-webp/105238413.webp
spare
Du kan spare penge på opvarmning.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
cms/verbs-webp/20225657.webp
kræve
Mit barnebarn kræver meget af mig.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
cms/verbs-webp/108118259.webp
glemme
Hun har nu glemt hans navn.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.