Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/115628089.webp
forberede
Hun forbereder en kage.
bereiden
Ze bereidt een taart.
cms/verbs-webp/102169451.webp
håndtere
Man skal håndtere problemer.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/111750395.webp
gå tilbage
Han kan ikke gå tilbage alene.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/115847180.webp
hjælpe
Alle hjælper med at sætte teltet op.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/61575526.webp
vige pladsen
Mange gamle huse skal vige pladsen for de nye.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
cms/verbs-webp/87317037.webp
lege
Barnet foretrækker at lege alene.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
cms/verbs-webp/119952533.webp
smage
Dette smager virkelig godt!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/66441956.webp
skrive ned
Du skal skrive kodeordet ned!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
cms/verbs-webp/58993404.webp
gå hjem
Han går hjem efter arbejde.
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
cms/verbs-webp/96531863.webp
gå igennem
Kan katten gå igennem dette hul?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
cms/verbs-webp/123492574.webp
træne
Professionelle atleter skal træne hver dag.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/111021565.webp
føle afsky
Hun føler afsky for edderkopper.
walgen van
Ze walgde van spinnen.