Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

spare
Du sparer penge, når du sænker rumtemperaturen.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.

gå
Han kan lide at gå i skoven.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

beskytte
En hjelm skal beskytte mod ulykker.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.

drikke
Hun drikker te.
drinken
Ze drinkt thee.

have det sjovt
Vi havde meget sjovt på tivoli!
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!

prale
Han kan lide at prale med sine penge.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

tage parti for
De to venner vil altid tage parti for hinanden.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

gå
Hvor går I begge to?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

bringe tilbage
Hunden bringer legetøjet tilbage.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

overraske
Hun overraskede sine forældre med en gave.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

finde tilbage
Jeg kan ikke finde tilbage.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
