Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/103163608.webp
tælle
Hun tæller mønterne.
tellen
Ze telt de munten.
cms/verbs-webp/115224969.webp
tilgive
Jeg tilgiver ham hans gæld.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
cms/verbs-webp/47969540.webp
blive blind
Manden med mærkerne er blevet blind.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
cms/verbs-webp/28642538.webp
efterlade stående
I dag skal mange efterlade deres biler stående.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/85968175.webp
beskadige
To biler blev beskadiget i ulykken.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/91997551.webp
forstå
Man kan ikke forstå alt om computere.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/111063120.webp
lære at kende
Mærkelige hunde vil lære hinanden at kende.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/108286904.webp
drikke
Køerne drikker vand fra floden.
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
cms/verbs-webp/45022787.webp
dræbe
Jeg vil dræbe fluen!
doden
Ik zal de vlieg doden!
cms/verbs-webp/94312776.webp
give væk
Hun giver sit hjerte væk.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
cms/verbs-webp/89635850.webp
ringe
Hun tog telefonen og ringede nummeret.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
cms/verbs-webp/95056918.webp
føre
Han fører pigen ved hånden.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.