Woordenlijst

Leer werkwoorden – Pools

cms/verbs-webp/73649332.webp
krzyczeć
Jeśli chcesz być słyszany, musisz głośno krzyczeć swoją wiadomość.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/124525016.webp
leżeć
Czas jej młodości leży daleko wstecz.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/129403875.webp
dzwonić
Dzwonek dzwoni każdego dnia.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
cms/verbs-webp/93169145.webp
mówić
On mówi do swojej publiczności.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
cms/verbs-webp/63868016.webp
zwrócić
Pies zwraca zabawkę.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/80116258.webp
oceniać
On ocenia wyniki firmy.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
cms/verbs-webp/35137215.webp
bić
Rodzice nie powinni bić swoich dzieci.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
cms/verbs-webp/112444566.webp
rozmawiać
Ktoś powinien z nim porozmawiać; jest tak samotny.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/54608740.webp
wyrywać
Chwasty trzeba wyrywać.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
cms/verbs-webp/111892658.webp
dostarczać
On dostarcza pizze do domów.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/57481685.webp
powtarzać
Student powtórzył rok.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/19351700.webp
dostarczać
Dla wczasowiczów dostarczane są leżaki.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.