Woordenlijst
Leer werkwoorden – Pools

mieszać
Malarz miesza kolory.
mengen
De schilder mengt de kleuren.

wystarczyć
Sałatka wystarczy mi na lunch.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.

tęsknić
Bardzo za tobą tęsknię!
missen
Ik zal je zo erg missen!

powtarzać
Student powtórzył rok.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.

pokroić
Do sałatki musisz pokroić ogórek.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.

oczekiwać
Moja siostra oczekuje dziecka.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.

wspomnieć
Szef wspomniał, że go zwolni.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.

widzieć
Z okularami lepiej się widzi.
zien
Je kunt beter zien met een bril.

wpuszczać
Czy uchodźcy powinni być wpuszczani na granicach?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?

jeść
Co chcemy dzisiaj zjeść?
eten
Wat willen we vandaag eten?

zapominać
Ona nie chce zapomnieć przeszłości.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
