Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors
slå av
Hun slår av vekkerklokken.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
gå konkurs
Bedriften vil sannsynligvis gå konkurs snart.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
takke
Jeg takker deg veldig for det!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
lyve
Han lyver ofte når han vil selge noe.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
bekrefte
Hun kunne bekrefte den gode nyheten til mannen sin.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
fortelle
Hun forteller henne en hemmelighet.
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
gå gjennom
Kan katten gå gjennom dette hullet?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
spare
Du sparer penger når du senker romtemperaturen.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
innrede
Min datter vil innrede leiligheten sin.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
like
Hun liker sjokolade mer enn grønnsaker.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
trene
Hunden blir trent av henne.
trainen
De hond wordt door haar getraind.