Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

slippe inn
Man skal aldri slippe inn fremmede.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.

blande
Du kan blande en sunn salat med grønnsaker.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.

ligge bak
Tiden for hennes ungdom ligger langt bak.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

tilby
Strandstoler tilbys ferierende.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.

spise frokost
Vi foretrekker å spise frokost i senga.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.

ligge motsatt
Der er slottet - det ligger rett motsatt!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

nyte
Hun nyter livet.
genieten
Ze geniet van het leven.

utføre
Han utfører reparasjonen.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.

tilbringe
Hun tilbrakte alle pengene sine.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.

henge ned
Hengekøyen henger ned fra taket.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

passere
Middelalderen har passert.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
