Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/77572541.webp
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
fjerne
Håndverkeren fjernet de gamle flisene.
cms/verbs-webp/73751556.webp
bidden
Hij bidt in stilte.
be
Han ber stille.
cms/verbs-webp/85191995.webp
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
komme overens
Avslutt krangelen og kom endelig overens!
cms/verbs-webp/41019722.webp
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
kjøre hjem
Etter shopping kjører de to hjem.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publisere
Reklame blir ofte publisert i aviser.
cms/verbs-webp/83636642.webp
slaan
Ze slaat de bal over het net.
slå
Hun slår ballen over nettet.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
påvirke
La deg ikke påvirkes av andre!
cms/verbs-webp/113248427.webp
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
vinne
Han prøver å vinne i sjakk.
cms/verbs-webp/114593953.webp
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
møte
De møtte hverandre først på internettet.
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
ødelegge
Filene vil bli fullstendig ødelagt.
cms/verbs-webp/85677113.webp
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
bruke
Hun bruker kosmetikkprodukter daglig.
cms/verbs-webp/85871651.webp
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
måtte
Jeg trenger virkelig en ferie; jeg må dra!