Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/120368888.webp
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
fortelle
Hun fortalte meg en hemmelighet.
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
male
Bilen males blå.
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
bli kjent med
Rare hunder vil bli kjent med hverandre.
cms/verbs-webp/100649547.webp
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
ansette
Søkeren ble ansatt.
cms/verbs-webp/95655547.webp
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
slippe foran
Ingen vil slippe ham foran i supermarkedkassen.
cms/verbs-webp/101158501.webp
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
takke
Han takket henne med blomster.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
sjekke
Tannlegen sjekker pasientens tannsett.
cms/verbs-webp/129403875.webp
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
ringe
Klokken ringer hver dag.
cms/verbs-webp/102631405.webp
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
glemme
Hun vil ikke glemme fortiden.
cms/verbs-webp/99392849.webp
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
fjerne
Hvordan kan man fjerne en rødvinflekk?
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
virke
Motorsykkelen er ødelagt; den virker ikke lenger.
cms/verbs-webp/47802599.webp
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
foretrekke
Mange barn foretrekker godteri fremfor sunne ting.