Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/129945570.webp
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
svare
Hun svarte med et spørsmål.
cms/verbs-webp/100434930.webp
eindigen
De route eindigt hier.
ende
Ruten ender her.
cms/verbs-webp/105224098.webp
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
bekrefte
Hun kunne bekrefte den gode nyheten til mannen sin.
cms/verbs-webp/64053926.webp
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
overkomme
Idrettsutøverne overkommer fossen.
cms/verbs-webp/117491447.webp
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
avhenge av
Han er blind og avhenger av ekstern hjelp.
cms/verbs-webp/107996282.webp
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
referere
Læreren refererer til eksempelet på tavlen.
cms/verbs-webp/5161747.webp
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
fjerne
Gravemaskinen fjerner jorden.
cms/verbs-webp/112970425.webp
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
bli opprørt
Hun blir opprørt fordi han alltid snorker.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
parkere
Bilene er parkert i undergrunnen.
cms/verbs-webp/108556805.webp
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
se ned
Jeg kunne se ned på stranden fra vinduet.
cms/verbs-webp/77646042.webp
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
brenne
Du bør ikke brenne penger.
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
ødelegge
Filene vil bli fullstendig ødelagt.