Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/1502512.webp
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
lese
Jeg kan ikke lese uten briller.
cms/verbs-webp/89516822.webp
straffen
Ze strafte haar dochter.
straffe
Hun straffet datteren sin.
cms/verbs-webp/59250506.webp
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
tilby
Hun tilbød å vanne blomstene.
cms/verbs-webp/113842119.webp
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
passere
Middelalderen har passert.
cms/verbs-webp/116877927.webp
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
innrede
Min datter vil innrede leiligheten sin.
cms/verbs-webp/59121211.webp
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
ringe på
Hvem ringte på dørklokken?
cms/verbs-webp/100434930.webp
eindigen
De route eindigt hier.
ende
Ruten ender her.
cms/verbs-webp/125385560.webp
wassen
De moeder wast haar kind.
vaske
Moren vasker barnet sitt.
cms/verbs-webp/101938684.webp
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
utføre
Han utfører reparasjonen.
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
gjøre en feil
Tenk nøye etter så du ikke gjør en feil!
cms/verbs-webp/104820474.webp
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
høres
Hennes stemme høres fantastisk ut.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
eksistere
Dinosaurer eksisterer ikke lenger i dag.