Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/57574620.webp
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
levere
Vår datter leverer aviser i feriene.
cms/verbs-webp/62000072.webp
overnachten
We overnachten in de auto.
overnatte
Vi overnatter i bilen.
cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
male
Hun har malt hendene sine.
cms/verbs-webp/90287300.webp
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
ringe
Hører du klokken ringe?
cms/verbs-webp/6307854.webp
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
komme til deg
Lykken kommer til deg.
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
male
Bilen males blå.
cms/verbs-webp/82095350.webp
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
skyve
Sykepleieren skyver pasienten i en rullestol.
cms/verbs-webp/127554899.webp
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
foretrekke
Vår datter leser ikke bøker; hun foretrekker telefonen sin.
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
sove lenge
De vil endelig sove lenge en natt.
cms/verbs-webp/90321809.webp
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
bruke penger
Vi må bruke mye penger på reparasjoner.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
logge inn
Du må logge inn med passordet ditt.
cms/verbs-webp/55372178.webp
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
gjøre fremgang
Snegler gjør bare langsom fremgang.