Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/118026524.webp
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
motta
Jeg kan motta veldig raskt internett.
cms/verbs-webp/49585460.webp
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
ende opp
Hvordan endte vi opp i denne situasjonen?
cms/verbs-webp/94909729.webp
wachten
We moeten nog een maand wachten.
vente
Vi må fortsatt vente i en måned.
cms/verbs-webp/91603141.webp
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
stikke av
Noen barn stikker av hjemmefra.
cms/verbs-webp/97784592.webp
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
være oppmerksom
Man må være oppmerksom på veiskiltene.
cms/verbs-webp/84314162.webp
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
strekke ut
Han strekker armene sine vidt.
cms/verbs-webp/75195383.webp
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
være
Du bør ikke være trist!
cms/verbs-webp/112408678.webp
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
invitere
Vi inviterer deg til vår nyttårsaftenfest.
cms/verbs-webp/119613462.webp
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
forvente
Min søster forventer et barn.
cms/verbs-webp/73488967.webp
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
undersøke
Blodprøver blir undersøkt i dette laboratoriet.
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
gjøre en feil
Tenk nøye etter så du ikke gjør en feil!
cms/verbs-webp/115207335.webp
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
åpne
Safeen kan åpnes med den hemmelige koden.