Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/127720613.webp
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
savne
Han savner kjæresten sin mye.
cms/verbs-webp/66787660.webp
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
male
Jeg vil male leiligheten min.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
snu
Du må snu bilen her.
cms/verbs-webp/91603141.webp
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
stikke av
Noen barn stikker av hjemmefra.
cms/verbs-webp/90287300.webp
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
ringe
Hører du klokken ringe?
cms/verbs-webp/99592722.webp
vormen
We vormen samen een goed team.
danne
Vi danner et godt lag sammen.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
logge inn
Du må logge inn med passordet ditt.
cms/verbs-webp/118343897.webp
samenwerken
We werken samen als een team.
samarbeide
Vi samarbeider som et lag.
cms/verbs-webp/118003321.webp
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
besøke
Hun besøker Paris.
cms/verbs-webp/130814457.webp
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
tilsette
Hun tilsetter litt melk i kaffen.
cms/verbs-webp/116166076.webp
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
betale
Hun betaler på nett med et kredittkort.
cms/verbs-webp/4706191.webp
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
øve
Kvinnen øver på yoga.