Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/46385710.webp
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
akseptere
Kredittkort aksepteres her.
cms/verbs-webp/118759500.webp
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
høste
Vi høstet mye vin.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
returnere
Hunden returnerer leketøyet.
cms/verbs-webp/111750395.webp
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
gå tilbake
Han kan ikke gå tilbake alene.
cms/verbs-webp/63457415.webp
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
forenkle
Du må forenkle kompliserte ting for barn.
cms/verbs-webp/20225657.webp
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
kreve
Barnebarnet mitt krever mye av meg.
cms/verbs-webp/40326232.webp
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
forstå
Jeg forsto endelig oppgaven!
cms/verbs-webp/77581051.webp
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
tilby
Hva tilbyr du meg for fisken min?
cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
begrense
Under en diett må du begrense matinntaket ditt.
cms/verbs-webp/73751556.webp
bidden
Hij bidt in stilte.
be
Han ber stille.
cms/verbs-webp/9435922.webp
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
komme nærmere
Sneglene kommer nærmere hverandre.
cms/verbs-webp/101938684.webp
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
utføre
Han utfører reparasjonen.