Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/112407953.webp
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
lytte
Hun lytter og hører en lyd.
cms/verbs-webp/34567067.webp
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
søke etter
Politiet søker etter gjerningsmannen.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
belønne
Han ble belønnet med en medalje.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
stemme
Man stemmer for eller imot en kandidat.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
parkere
Bilene er parkert i undergrunnen.
cms/verbs-webp/64053926.webp
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
overkomme
Idrettsutøverne overkommer fossen.
cms/verbs-webp/118232218.webp
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
beskytte
Barn må beskyttes.
cms/verbs-webp/49374196.webp
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
avskjedige
Sjefen min har avskjediget meg.
cms/verbs-webp/130814457.webp
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
tilsette
Hun tilsetter litt melk i kaffen.
cms/verbs-webp/121670222.webp
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
følge
Kyllingene følger alltid moren sin.
cms/verbs-webp/116519780.webp
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
løpe ut
Hun løper ut med de nye skoene.
cms/verbs-webp/81885081.webp
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
brenne
Han brente en fyrstikk.