Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/100649547.webp
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
ansette
Søkeren ble ansatt.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
sjekke
Tannlegen sjekker pasientens tannsett.
cms/verbs-webp/95625133.webp
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
elske
Hun elsker katten sin veldig mye.
cms/verbs-webp/124545057.webp
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
lytte til
Barna liker å lytte til hennes historier.
cms/verbs-webp/125116470.webp
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
stole på
Vi stoler alle på hverandre.
cms/verbs-webp/100634207.webp
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
forklare
Hun forklarer ham hvordan enheten fungerer.
cms/verbs-webp/130288167.webp
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
rense
Hun renser kjøkkenet.
cms/verbs-webp/99455547.webp
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
akseptere
Noen mennesker vil ikke akseptere sannheten.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
returnere
Hunden returnerer leketøyet.
cms/verbs-webp/79201834.webp
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
forbinde
Denne broen forbinder to nabolag.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
påvirke
La deg ikke påvirkes av andre!
cms/verbs-webp/9435922.webp
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
komme nærmere
Sneglene kommer nærmere hverandre.