Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/58477450.webp
leie ut
Han leier ut huset sitt.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
cms/verbs-webp/117490230.webp
bestille
Hun bestiller frokost til seg selv.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
cms/verbs-webp/100011426.webp
påvirke
La deg ikke påvirkes av andre!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/64904091.webp
plukke opp
Vi må plukke opp alle eplene.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
cms/verbs-webp/35071619.webp
passere forbi
De to passerer hverandre.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/103232609.webp
stille ut
Moderne kunst blir stilt ut her.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/84476170.webp
kreve
Han krevde kompensasjon fra personen han hadde en ulykke med.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
cms/verbs-webp/44159270.webp
returnere
Læreren returnerer oppgavene til studentene.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/34664790.webp
bli beseiret
Den svakere hunden blir beseiret i kampen.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
cms/verbs-webp/121264910.webp
kutte opp
Til salaten må du kutte opp agurken.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
cms/verbs-webp/40094762.webp
vekke
Vekkerklokken vekker henne kl. 10.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
cms/verbs-webp/99602458.webp
begrense
Bør handel begrenses?
beperken
Moet handel worden beperkt?