Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

signere
Han signerte kontrakten.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.

tilby
Strandstoler tilbys ferierende.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.

fjerne
Håndverkeren fjernet de gamle flisene.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

drive
Cowboyene driver kveget med hester.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.

belaste
Kontorarbeid belaster henne mye.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.

klippe ut
Formene må klippes ut.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.

bekjempe
Brannvesenet bekjemper brannen fra luften.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

ville
Han vil ha for mye!
willen
Hij wil te veel!

stikke av
Sønnen vår ønsket å stikke av hjemmefra.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.

belønne
Han ble belønnet med en medalje.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

hate
De to guttene hater hverandre.
haten
De twee jongens haten elkaar.
