Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

introduce
He is introducing his new girlfriend to his parents.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

carry out
He carries out the repair.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.

take apart
Our son takes everything apart!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

drive around
The cars drive around in a circle.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

own
I own a red sports car.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.

report
She reports the scandal to her friend.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.

close
She closes the curtains.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.

find difficult
Both find it hard to say goodbye.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.

pull out
How is he going to pull out that big fish?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

hang
Both are hanging on a branch.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

think
You have to think a lot in chess.
denken
Je moet veel denken bij schaken.
