Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

cancel
He unfortunately canceled the meeting.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

throw
He throws the ball into the basket.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.

guarantee
Insurance guarantees protection in case of accidents.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

forget
She’s forgotten his name now.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.

keep
I keep my money in my nightstand.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

damage
Two cars were damaged in the accident.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.

stop
The policewoman stops the car.
stoppen
De agente stopt de auto.

speak out
She wants to speak out to her friend.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

reward
He was rewarded with a medal.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

move out
The neighbor is moving out.
verhuizen
De buurman verhuist.

translate
He can translate between six languages.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
