Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

pull
He pulls the sled.
trekken
Hij trekt de slee.

exercise restraint
I can’t spend too much money; I have to exercise restraint.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.

increase
The population has increased significantly.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.

look at
On vacation, I looked at many sights.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

feel
She feels the baby in her belly.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

prefer
Many children prefer candy to healthy things.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

protect
Children must be protected.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.

send off
This package will be sent off soon.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

invest
What should we invest our money in?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

burn
A fire is burning in the fireplace.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.

close
She closes the curtains.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
