Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)
transportar
Nós transportamos as bicicletas no teto do carro.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
tocar
O sino toca todos os dias.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
alugar
Ele está alugando sua casa.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
perdoar
Eu o perdoo por suas dívidas.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
limitar
Durante uma dieta, é preciso limitar a ingestão de alimentos.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
existir
Dinossauros não existem mais hoje.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
publicar
O editor publicou muitos livros.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
importar
Nós importamos frutas de muitos países.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
dançar
Eles estão dançando um tango apaixonados.
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
entrar
Ele entra no quarto do hotel.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
remover
A escavadeira está removendo o solo.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.