Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/55788145.webp
cobrir
A criança cobre seus ouvidos.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/89636007.webp
assinar
Ele assinou o contrato.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/120086715.webp
completar
Você consegue completar o quebra-cabeça?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
cms/verbs-webp/59552358.webp
gerenciar
Quem gerencia o dinheiro na sua família?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/123237946.webp
acontecer
Um acidente aconteceu aqui.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/118483894.webp
desfrutar
Ela desfruta da vida.
genieten
Ze geniet van het leven.
cms/verbs-webp/120128475.webp
pensar
Ela sempre tem que pensar nele.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/107273862.webp
estar interligado
Todos os países da Terra estão interligados.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
cms/verbs-webp/49374196.webp
demitir
Meu chefe me demitiu.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
cms/verbs-webp/79046155.webp
repetir
Pode repetir, por favor?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
cms/verbs-webp/85677113.webp
usar
Ela usa produtos cosméticos diariamente.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
cms/verbs-webp/90539620.webp
passar
Às vezes, o tempo passa devagar.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.