Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cobrir
A criança cobre seus ouvidos.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.

assinar
Ele assinou o contrato.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.

completar
Você consegue completar o quebra-cabeça?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

gerenciar
Quem gerencia o dinheiro na sua família?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?

acontecer
Um acidente aconteceu aqui.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

desfrutar
Ela desfruta da vida.
genieten
Ze geniet van het leven.

pensar
Ela sempre tem que pensar nele.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.

estar interligado
Todos os países da Terra estão interligados.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.

demitir
Meu chefe me demitiu.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

repetir
Pode repetir, por favor?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?

usar
Ela usa produtos cosméticos diariamente.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
