Woordenlijst
Leer werkwoorden – Turks

zarar görmek
Kazada iki araba zarar gördü.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.

taşınmak
Yeğenim taşınıyor.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

yazmak
Bir mektup yazıyor.
schrijven
Hij schrijft een brief.

korumak
Çocuklar korunmalıdır.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.

satışa sunmak
Malzemeler satışa sunuluyor.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.

bakmak
Bir delikten bakıyor.
kijken
Ze kijkt door een gat.

çekmek
Helikopter iki adamı çekiyor.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.

hayal etmek
Her gün yeni bir şey hayal ediyor.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

kaçırmak
Gol şansını kaçırdı.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.

çarpmak
Bir bisikletli bir araba tarafından çarpıldı.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

yenmek
Rakibini teniste yendi.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
