Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/97119641.webp
lackieren
Das Auto wird blau lackiert.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cms/verbs-webp/110045269.webp
absolvieren
Jeden Tag absolviert er seine Strecke beim Jogging.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/77646042.webp
anbrennen
Geldscheine sollte man nicht anbrennen.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/68779174.webp
vertreten
Rechtsanwälte vertreten ihre Mandanten vor Gericht.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
cms/verbs-webp/27076371.webp
gehören
Meine Frau gehört zu mir.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/118232218.webp
beschützen
Kinder muss man beschützen.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
cms/verbs-webp/102114991.webp
schneiden
Die Friseuse schneidet ihr die Haare.
knippen
De kapper knipt haar haar.
cms/verbs-webp/1422019.webp
nachsprechen
Mein Papagei kann meinen Namen nachsprechen.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/86583061.webp
bezahlen
Sie bezahlte per Kreditkarte.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/94312776.webp
verschenken
Sie verschenkt ihr Herz.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
cms/verbs-webp/102731114.webp
veröffentlichen
Der Verlag hat viele Bücher veröffentlicht.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
cms/verbs-webp/120259827.webp
kritisieren
Der Chef kritisiert den Mitarbeiter.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.