Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

vorfallen
Etwas Schlimmes ist vorgefallen.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.

akzeptieren
Hier werden Kreditkarten akzeptiert.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.

sich befinden
In der Muschel befindet sich eine Perle.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.

verschleudern
Die Ware wird verschleudert.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.

gebären
Sie wird bald gebären.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.

sich verlaufen
Im Wald kann man sich leicht verlaufen.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.

sich fühlen
Er fühlt sich oft allein.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.

beantworten
Der Schüler beantwortet die Frage.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.

abbiegen
Du darfst nach links abbiegen.
draaien
Je mag naar links draaien.

pflegen
Unser Sohn pflegt seinen neuen Wagen sehr.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.

beschreiben
Wie kann man Farben beschreiben?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
