Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

believe
Many people believe in God.
geloven
Veel mensen geloven in God.

travel around
I’ve traveled a lot around the world.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.

write down
She wants to write down her business idea.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

choose
It is hard to choose the right one.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

end up
How did we end up in this situation?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

prepare
A delicious breakfast is prepared!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!

paint
He is painting the wall white.
schilderen
Hij schildert de muur wit.

miss
The man missed his train.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

pay attention to
One must pay attention to traffic signs.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

start
The hikers started early in the morning.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

burden
Office work burdens her a lot.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
