Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
own
I own a red sports car.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
send
The goods will be sent to me in a package.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
serve
The chef is serving us himself today.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
hire
The company wants to hire more people.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
import
We import fruit from many countries.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
hire
The applicant was hired.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
leave to
The owners leave their dogs to me for a walk.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
count
She counts the coins.
tellen
Ze telt de munten.
cause
Alcohol can cause headaches.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
let through
Should refugees be let through at the borders?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
rent out
He is renting out his house.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.