Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

travel
He likes to travel and has seen many countries.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

pay
She pays online with a credit card.
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.

ignore
The child ignores his mother’s words.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.

step on
I can’t step on the ground with this foot.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.

go by train
I will go there by train.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.

let go
You must not let go of the grip!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

burn
You shouldn’t burn money.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.

kick
They like to kick, but only in table soccer.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

cause
Alcohol can cause headaches.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

transport
We transport the bikes on the car roof.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

depend
He is blind and depends on outside help.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
