Woordenlijst
Leer werkwoorden – Slovaaks

stať sa
Tu sa stala nehoda.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

starať sa
Náš syn sa veľmi stará o svoje nové auto.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.

testovať
Auto sa testuje v dielni.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

bojovať
Športovci bojujú proti sebe.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.

končiť
Trasa tu končí.
eindigen
De route eindigt hier.

sledovať
Kurčatká vždy sledujú svoju matku.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.

nastaviť
Musíte nastaviť hodiny.
instellen
Je moet de klok instellen.

vymrieť
Mnoho zvierat dnes vymrelo.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.

poraziť
V tenise porazil svojho súpera.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.

jesť
Čo dnes chceme jesť?
eten
Wat willen we vandaag eten?

závisieť
Je slepý a závisí na vonkajšej pomoci.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
