Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

imati na raspolaganju
Djeca imaju samo džeparac na raspolaganju.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.

prodavati
Trgovci prodaju mnoge proizvode.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

dozvoliti
Ne treba dozvoliti depresiju.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

biti
Ne bi trebao biti tužan!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!

uraditi
To si trebao uraditi prije sat vremena!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!

seliti se
Moj nećak se seli.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

odbiti
Dijete odbija svoju hranu.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.

pustiti ispred
Niko ne želi da ga pusti da ide ispred na blagajni u supermarketu.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.

dokazati
On želi dokazati matematičku formulu.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

udariti
Vole udarati, ali samo u stolnom nogometu.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

iskočiti
Riba iskače iz vode.
uitspringen
De vis springt uit het water.
