Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

upravljati
Tko upravlja novcem u vašoj obitelji?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?

plakati
Dijete plače u kadi.
huilen
Het kind huilt in het bad.

raditi
Ona radi bolje od muškarca.
werken
Ze werkt beter dan een man.

darovati
Ona daruje svoje srce.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.

vratiti
Učitelj vraća eseje učenicima.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.

putovati
On voli putovati i vidio je mnoge zemlje.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

rastaviti
Naš sin sve rastavlja!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

proći pored
Dvoje prolaze jedno pored drugog.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

izrezati
Oblike treba izrezati.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.

zaboraviti
Ona ne želi zaboraviti prošlost.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.

predstavljati
Advokati predstavljaju svoje klijente na sudu.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
