Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/78063066.webp
oppbevare
Jeg oppbevarer pengene mine i nattbordet.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
cms/verbs-webp/90292577.webp
komme gjennom
Vannet var for høyt; lastebilen kunne ikke komme gjennom.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
cms/verbs-webp/120368888.webp
fortelle
Hun fortalte meg en hemmelighet.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
cms/verbs-webp/119269664.webp
bestå
Studentene besto eksamen.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
cms/verbs-webp/129300323.webp
berøre
Bonden berører plantene sine.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/53064913.webp
lukke
Hun lukker gardinene.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
cms/verbs-webp/119302514.webp
ringe
Jenta ringer vennen sin.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
cms/verbs-webp/124525016.webp
ligge bak
Tiden for hennes ungdom ligger langt bak.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/117284953.webp
plukke ut
Hun plukker ut et nytt par solbriller.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
cms/verbs-webp/105934977.webp
produsere
Vi produserer strøm med vind og sollys.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
cms/verbs-webp/111750432.webp
henge
Begge henger på en gren.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/84506870.webp
bli full
Han blir full nesten hver kveld.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.