Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

brenne
Det brenner en ild i peisen.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.

blande
Maleren blander fargene.
mengen
De schilder mengt de kleuren.

klemme ut
Hun klemmer ut sitronen.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.

melde
Alle om bord melder til kapteinen.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.

importere
Vi importerer frukt fra mange land.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.

parkere
Bilene er parkert i undergrunnen.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

spise
Hva vil vi spise i dag?
eten
Wat willen we vandaag eten?

gå galt
Alt går galt i dag!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!

løpe ut
Hun løper ut med de nye skoene.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.

overtale
Hun må ofte overtale datteren sin til å spise.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.

kysse
Han kysser babyen.
kussen
Hij kust de baby.
