Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/75487437.webp
lede
Den mest erfarne turgåeren leder alltid.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/102447745.webp
avlyse
Han avlyste dessverre møtet.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cms/verbs-webp/101383370.webp
gå ut
Jentene liker å gå ut sammen.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/54887804.webp
garantere
Forsikring garanterer beskyttelse i tilfelle ulykker.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
cms/verbs-webp/120086715.webp
fullføre
Kan du fullføre puslespillet?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
cms/verbs-webp/113671812.webp
dele
Vi må lære å dele vår rikdom.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/108218979.webp
måtte
Han må gå av her.
moeten
Hij moet hier uitstappen.
cms/verbs-webp/73880931.webp
vaske
Arbeideren vasker vinduet.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/62069581.webp
sende
Jeg sender deg et brev.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/118003321.webp
besøke
Hun besøker Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
cms/verbs-webp/93150363.webp
våkne
Han har nettopp våknet.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
cms/verbs-webp/93792533.webp
bety
Hva betyr dette våpenskjoldet på gulvet?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?