Woordenlijst

Leer werkwoorden – Lets

cms/verbs-webp/118861770.webp
baidīties
Bērns tumsā baidās.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.
cms/verbs-webp/45022787.webp
nogalināt
Es nogalināšu muklāju!
doden
Ik zal de vlieg doden!
cms/verbs-webp/80325151.webp
pabeigt
Viņi ir pabeiguši grūto uzdevumu.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
cms/verbs-webp/42212679.webp
strādāt par
Viņš smagi strādāja par labām atzīmēm.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
cms/verbs-webp/118343897.webp
sadarboties
Mēs sadarbojamies kā komanda.
samenwerken
We werken samen als een team.
cms/verbs-webp/102304863.webp
spērt
Esiet uzmanīgi, zirgs var spērt!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/18316732.webp
braukt cauri
Automobilis brauc cauri kokam.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/131098316.webp
precēties
Nepilngadīgajiem nav atļauts precēties.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/114091499.webp
trenēt
Suns tiek trenēts viņas.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/86996301.webp
aizstāvēt
Diviem draugiem vienmēr vēlas viens otru aizstāvēt.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/57481685.webp
atkārtot
Students ir atkārtojis gadu.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/117491447.webp
paļauties
Viņš ir akls un paļaujas uz ārēju palīdzību.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.