Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

apresentar
Ele está apresentando sua nova namorada aos seus pais.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

parar
Você deve parar no sinal vermelho.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.

salvar
Os médicos conseguiram salvar sua vida.
redden
De dokters konden zijn leven redden.

omitir
Você pode omitir o açúcar no chá.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.

misturar
O pintor mistura as cores.
mengen
De schilder mengt de kleuren.

desperdiçar
A energia não deve ser desperdiçada.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.

progredir
Caracóis só fazem progresso lentamente.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.

atrasar
O relógio está atrasado alguns minutos.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

alimentar
As crianças estão alimentando o cavalo.
voeden
De kinderen voeden het paard.

sair
As crianças finalmente querem sair.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.

beber
As vacas bebem água do rio.
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
