Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cortar
O cabeleireiro corta o cabelo dela.
knippen
De kapper knipt haar haar.

mover
É saudável se movimentar muito.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

encontrar
Os amigos se encontraram para um jantar compartilhado.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

proteger
Um capacete é suposto proteger contra acidentes.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.

mudar
A luz mudou para verde.
veranderen
Het licht veranderde in groen.

referir
O professor refere-se ao exemplo no quadro.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

chamar
O menino chama o mais alto que pode.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

morrer
Muitas pessoas morrem em filmes.
sterven
Veel mensen sterven in films.

carregar
O burro carrega uma carga pesada.
dragen
De ezel draagt een zware last.

gastar dinheiro
Temos que gastar muito dinheiro em reparos.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.

pular
Ele pulou na água.
springen
Hij sprong in het water.
