Woordenlijst
Leer werkwoorden – Arabisch

يغطي
الطفل يغطي نفسه.
yughatiy
altifl yughatiy nafsahu.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

يختار
من الصعب اختيار الشخص المناسب.
yakhtar
min alsaeb akhtiar alshakhs almunasibi.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

يسلم
يسلم مندوب توصيل البيتزا البيتزا.
yusalim
yusalim mandub tawsil albitza albitza.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.

حصلت
حصلت على الباقي.
hasalat
hasalt ealaa albaqi.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.

نقل
ننقل الدراجات على سقف السيارة.
naql
nanqul aldaraajat ealaa saqf alsayaarati.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

وصلت
وصلت السيارات الأجرة إلى المحطة.
wasalat
wasalat alsayaarat al‘ujrat ‘iilaa almahatati.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

عمل
الدراجة النارية معطلة؛ لم تعد تعمل.
eamil
aldaraajat alnaariat mueatalatun; lam taeud taemal.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

يحبون الركل
يحبون الركل، ولكن فقط في كرة القدم المائدة.
yuhibuwn alrakl
yuhibuwn alrakli, walakin faqat fi kurat alqadam almayidati.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

نظرت لأسفل
استطعت أن أنظر إلى الشاطئ من النافذة.
nazart li‘asfal
astataet ‘an ‘anzur ‘iilaa alshaati min alnaafidhati.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.

تقود
الأم تقود الابنة إلى المنزل.
taqud
al‘umu taqud aliabnat ‘iilaa almanzili.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

أغفر له
أغفر له ديونه.
‘aghfir lah
‘aghfir lah duyunahu.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
