المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

bereiden
Ze bereidt een taart.
تحضر
هي تحضر كعكة.

gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
رمى
رمى حاسوبه بغضب على الأرض.

werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
عمل من أجل
عمل بجد من أجل درجاته الجيدة.

meekomen
Kom nu mee!
تعال
تعال الآن!

verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
ضل
مفتاحي ضل اليوم!

opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
تحدث
من يعلم شيئًا يمكنه التحدث في الفصل.

hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
تتدلى
الحماقة تتدلى من السقف.

schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
ينظف
العامل ينظف النافذة.

slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
نجح
نجح الطلاب في الامتحان.

vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
نسيت
هي نسيت اسمه الآن.

weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
تجاهل
يمكنك تجاهل السكر في الشاي.
