المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
دعى
ندعوكم إلى حفلة رأس السنة.

toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
زادت
زاد عدد السكان بشكل كبير.

raden
Je moet raden wie ik ben!
يجب أن تحزر
يجب أن تحزر من أكون!

belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
تثقل
العمل المكتبي يثقلها كثيرًا.

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
تهمس
الأوراق تهمس تحت قدمي.

vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
يمثل
المحامون يمثلون عملائهم في المحكمة.

controleren
De tandarts controleert de tanden.
يفحص
الطبيب الأسنان يفحص الأسنان.

verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
تفضل
ابنتنا لا تقرأ الكتب؛ تفضل هاتفها.

stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
أريد أن
أريد أن أتوقف عن التدخين من الآن!

huilen
Het kind huilt in het bad.
يبكي
الطفل يبكي في الحمام.

activeren
De rook activeerde het alarm.
أطلق
أطلق الدخان الإنذار.
